Inperkingen voor de hele agrarische sector, dat is wat de derogatiebeschikking naast een afbouw te bieden heeft. Enkele weken geleden heeft het Nitraatcomité gestemd over de concept derogatiebeschikking voor Nederland. En nu is deze voor finale goedkeuring en publicatie plots openbaar gemaakt. Na maanden van onderhandelen tussen kabinet en Europese Commissie, druk van agrarische belangenbehartigers en speculaties in de media is er eindelijk duidelijkheid voor Nederlandse boeren en tuinders. LTO pleit voor een heronderhandeling, betere invulling en om te beginnen een overgangsjaar om te voorkomen dat al ingezaaide gewassen en lopende contracten overhoop moeten.
De duidelijkheid is een hard gelag voor de sector. Niet alleen wordt kringlooplandbouw een utopie, ook het verbeteren van de waterkwaliteit wordt in de praktijk tot een halt geroepen. Daarbij krijgt het verdienvermogen van boeren en tuinders een grote klap te verduren. Dat geldt niet alleen boeren die gebruik maken en/of maakten van de derogatie maar het verdienvermogen van de hele sector.
Naast de afbouw van de derogatie worden er namelijk vele andere voorwaarden opgelegd. In deels onduidelijk of onbegrijpelijk gedefinieerde bepaalde gebieden extra hard getroffen. De beschikking heeft ook een grote impact voor plantaardige sectoren vanwege het verlagen van de gebruiksnormen. De veehouderijsectoren krijgen te maken met een verlaging van de mestproductieplafonds. Tot slot zal ook de administratieve last verhoogd worden door invoering van extra voorwaarden op o.a. registratie van gebruik van mineralen. Hoewel nog verschillende onderdelen hiervan ingevuld moeten worden, is in ieder geval duidelijk dat dit verstrekkende gevolgen met zich meebrengt.
1. Aanwijzen van verontreinigde gebieden
Aanwijzen verontreinigde gebieden per 1 januari 2024 op basis van slechte waterkwaliteit, ook bij een trend in toenemende eutrofiëring en een risico geëutrofiëerd te raken. Tot dat deze aanwijzing is gebeurd, zullen vanaf 1 januari 2023 onder de verontreinigde gebieden vallen: de Zuidelijke en Centrale zand- en lössgronden en de gebieden uit de Nationale Analyse Waterkwaliteit (2020, PBL) die een gemiddeld tot slechte waterkwaliteit hebben.
In deze verontreinigde gebieden zal de gebruiksnorm gradueel worden verlaagd naar uiteindelijk minus 20% per 1 januari 2025 ten opzichte van de gebruiksnormen zoals in het 7e Actieprogramma (7e APN).
2. Afbouw van de derogatie
In 2026 geen derogatie meer en dus naar een gebruiksnorm van 170 kg N/ha.
3. Gebieden uitsluiten van derogatie
Percelen uitsluiten van derogatie per 1 januari 2023 in:
- Grondwaterbeschermingsgebieden;
- N2000-gebieden,
- Nog nader te definiëren bufferzones rondom N2000-gebieden, dit gebeurt in het NPLG in 2023, worden per 1 januari 2024 uitgesloten van derogatie.
De grondwaterbeschermingsgebieden zullen ook nog een aanvullend pakket van verplichte maatregelen opgelegd krijgen per 1 januari 2024.
4. Jaarlijks bemestingsplan en invoering bemestingsregister
Alle bedrijven dienen een jaarlijks bemestingsplan voorafgaand aan het groeiseizoen op te stellen, inclusief gewasrotatie en geplande bemesting.
Per 1 januari 2024 invoering van een elektronisch bemestingsregister, waarin kunstmestgebruik, mestproductie en mestaanwending geregistreerd wordt. Per 1 januari 2025 dienen alle bedrijven dit register te gebruiken.
5. Mestproductieplafonds naar beneden bijstellen
De mestproductieplafonds mogen het niveau van 2020 niet overschrijden. In 2025 dienen de productieplafonds met zo’n 10% ten opzichte van 2020 afgenomen te zijn naar 440 miljoen kg stikstof en 135 miljoen kg fosfaat, als een resultaat uit de extra maatregelen die in het Addendum zijn aangekondigd.
6. Intensiveren uitrol versterkte handhavingsstrategie
Verder uitrollen van de versterkte handhavingsstrategie voor mestfraude, met daarbij o.a. invoering van rVDM per 1 januari 2023.
7. Invoering bufferstroken
Bufferstroken langs alle waterlopen waar geen bemesting is toegestaan per 1 januari 2023:
- Langs ecologisch gevoelige waterlopen minimaal 5 meter;
- Andere waterlopen minimaal 3 meter;
In waterrijke gebieden kan dit tot maximaal 4% van het totale areaal oplopen, in geval van meer dan 4% dan:
- Maximaal 1 meter bij waterlopen niet breder dan 10 meter;
- Maximaal 0,5 meter in gebieden waar het maximum van 1 meter ook de 4% overschrijd.
- Langs droge waterlopen (droog tussen 1 april en 1 oktober) minimaal 1 meter.
Vervolg
Een nadere duiding en invulling moet nog worden gegeven, hiervoor zal LTO Nederland o.a. over in gesprek treden met het ministerie van LNV. Wat wel al als paal boven water staat is dat de derogatie die is ‘binnengehaald’ een schijnoverwinning is. Meer dan ooit heeft de sector behoefte aan perspectief. De Nederlandse overheid zal terug naar Brussel moeten om daar met de vuist op tafel te slaan en nog steviger te onderhandelen.
De Europese Commissie benadrukt in de beschikking dat de insteek is om hiermee de transitie van de landbouw, zoals in het NPLG staat beschreven, te ondersteunen. Maar gezien alle onduidelijkheid rondom de invulling van het op stapel staande beleid zal deze transitie een hele slechte start beleven. Onderdelen van het 7e APN en het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) moeten nog uitgewerkt worden door de overheid. Ook wat er volgens deze derogatiebeschikking precies tot ‘verontreinigde gebieden’ behoort is onduidelijk en zal tot discussies leiden. De invulling van het beleid is dus nog onzeker en ondernemers weten niet waar zij exact rekening mee moeten houden, terwijl dit beleid wel al per 2023 in zou moeten gaan.
Dat is volstrekt onwerkbaar. De eerste gewassen voor volgend teeltseizoen zijn alweer gezaaid en afspraken met andere telers of afnemers voor 2023 al zijn gemaakt. Om dit alles nog schrijnender te maken, wordt nu deze derogatiebeschikking gepresenteerd. Voor LTO Nederland is dan ook het onontkoombaar om 2023 aan te merken als overgangsjaar; met vereenvoudigingen binnen het GLB en uitstel van middelvoorschriften binnen het 7e APN tot 2024. LTO zet zich daar ten volste voor in.
Ook voor de periode daarna blijft LTO zich inzetten. Naast de fundamentele heronderhandeling zal bijvoorbeeld de aanwijzing van zo genoemde verontreinigde gebieden minimaal moeten zijn. De algemene maatregelen hebben al een gigantische impact, verdere verzwaring is niet gepast.
De volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer zullen zich, gezien de impact die de derogatiebeschikking heeft, ook uit moeten spreken over hoe ze dit willen rijmen met het ook door de Kamer gewenste toekomstperspectief.
Bron: LTO Nederland