Bij een bedrijfsoverdracht van een agrarisch bedrijf tussen ouders en kinderen is de overnameprijs veelal lager dan de vrije marktwaarde van het bedrijf. Dat komt doordat de rentabiliteit in de landbouw vaak onvoldoende is om een marktconforme prijs te kunnen betalen. Wanneer bedrijfsmiddelen worden overgedragen, oftewel vervreemd, moet de meerwaarde worden verrekend met de ouders.
Van vervreemden is sprake bij de verkoop van onroerend goed, maar vaak ook als het onroerend goed door de bedrijfsopvolger met erfpacht (het gebruik van de grond blijft bij de bedrijfsopvolger) of recht van opstal (het recht om op bijvoorbeeld grond van iemand anders gebouwen of andere zaken in eigendom te hebben) wordt belast. Met name het vestigen van recht van opstal is een punt dat op dit moment extra aandacht verdient, omdat er vaak percelen cultuurgrond worden ingezet voor het plaatsen van windturbines en/of zonnepanelen.
Hoger jaarrendement
Voor het plaatsen van zonnepanelen of windturbines kan cultuurgrond worden verkocht. Dan komt het vervreemdingsbeding natuurlijk direct in beeld. Maar ook als er recht van opstal wordt verleend, is er veelal sprake van vervreemding, waardoor het vervreemdingsbeding in werking treedt. De achterliggende verklaring hiervoor is dat de grond door bijvoorbeeld de zonnepanelen of windturbines een veel hoger jaarrendement gaat opleveren. Een vergoeding voor recht van opstal van € 5.000 – € 6.000 per hectare is aanmerkelijk hoger dan het saldo per hectare binnen een regulier landbouwbedrijf. Dit kan betekenen dat de opvolger de meerwaarde moet verrekenen met zijn ouders.
Bij het maken van afspraken omtrent het vervreemdingsbeding bij bedrijfsoverdracht is het dus verstandig vast te leggen welke financiële afwikkeling tussen overdrager en overnemer moet gelden als recht van opstal op de grond is gevestigd.
Bron: ABAB