In het voorstel voor de nieuwe Plantgezondheidswet, die de huidige wet van 1951 moet vervangen, was een artikel opgenomen waarin het aan telers werd verboden om een gewasbeschermingsmiddel in voorraad te hebben als er geen teelt aanwezig is waarin dat middel is toegelaten.
Ook werden handelaren verplicht om alleen middelen te verkopen aan telers als ze zeker waren dat er een teelt aanwezig was waarin het middel was toegelaten. Op het eerste gezicht niet echt onlogisch, je wilt immers geen handel in middelen die voor de aanwezige teelten niet nodig zijn. Maar praktisch gezien zou het een onwerkbare situatie geven. Ten eerste zou het betekenen dat wanneer een bepaalde teelt het volgend jaar niet in het bouwplan zit, alle aangebroken verpakkingen zouden moeten worden ingeleverd en vernietigd, wat extra kosten en milieudruk zou geven. Ten tweede werkt het niet voor telers die bijvoorbeeld ook loonwerk uitvoeren bij telers met andere gewassen dan zij zelf hebben, zoals bollentelers. Daarnaast zou het inhouden dat elke teler zijn bouwplan moet voorleggen aan alle handelaren waarmee hij te maken heeft en zouden alle handelaren alle bouwplannen moeten controleren.
De NAV heeft een brief geschreven aan de Tweede Kamercommissie voor Landbouw, om er op te wijzen hoe onwerkbaar dit artikel is. Het geeft toenemende milieudruk, kosten en regeldruk, alle drie ongewenst. We zijn verheugd en opgelucht dat een amendement van Roelof Bisschop (SGP) en Maurits von Martels (CDA) om dit artikel te schrappen, is aangenomen in het debat op 15 januari!