Minister Schouten heeft onlangs gereageerd op de het verbod van de sleepvoet. Vanaf 1 januari 2019 zal dit verbod ingaan, maar is dit besluit weloverwogen en wat zijn de alternatieven?
Schouten werd gevraagd of zij haar verbod op het gebruik van sleepvoet heroverwogen had en of zij zich er wel bewust van is dat verbieden van deze machine weer andere problemen veroorzaakt. Onder andere dat de boeren nu een andere manier moeten vinden om te bemesten.
Waarom het verbod?
Het verbod op het gebruik van sleepvoerbemesters werd in 2011 en 2012 al aangekondigd. Het verbod op de toepassing van zand- en lössgrond werd in 2009 aangekondigd en in 2012 ingevoerd. In 2016 had de ambstvoorganger van Schouten de Tweede kamer al meegedeeld dat de voorgenomen datum van inwerkingtreding van het verbod op het gebruik van de sleepvoetbemester op grasland- en veengrond werd opgeschort van 1 januari 2017 naar 1 januari 2018 en in de brief die Schouten had geschreven op 23 mei 2018 had zij de Kamer al ingeïnformeerd over haar besluit dat ze het verbod in werking wil stellen op 1 januari 2019.
In lijn met deze overeenkomst zijn er sinds 2013 alternatieven ontwikkeld, mede omdat met de toegestane bemestingssystemen die de mest in de grond brengen door in de graszode te snijden (de zodenbemester en de sleufkouterbemester) er risico’s zijn op beschadiging van de graszode, vooral op veengrond. Op zwaardere kleigrond is veel trekkracht nodig en kunnen deze systemen bij droogte onvoldoende in de grond komen waardoor ze mest niet voldoende in de bodem brengen.
Welke alternatieven voor sleepvoetbemesting zijn er volgens Schouten?
Met medefinanciering van het ministerie zijn er onderzoeken uitgevoerd door het bedrijfsleven om tot alternatieven te komen voor gebruik op grasland op klei- en veengrond.
De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) is door Schouten gevraagd de onderzoeken te beoordelen op de mate van ammoniakemissie en de wijze waarop deze technisch geborgd zouden kunnen worden. De alternatieven die voldoen aan de voorwaarden zijn:
- De pulse-trackbemester die de drijfmest in kuiltjes in de grond brengt.
- De sleepvoetbemester waarbij de drijfmest verdund met water (twee delen mest en één deel water) op de grond wordt gebracht in strookjes van maximaal 10 cm breed. Wat betreft voorwaarde is er geen aparte beoordeling door de CDM geweest. De Technische Commissie Bodem (TCB) heeft in haar advies bij het systeem waarbij verdunning van mest plaatsvindt, opgenomen dat er met verdunde mest een groter risico is op afspoeling. In de onderzoeken die zijn uitgevoerd met de sleepvoetbemester waarbij drijfmest die was verdund met water, werd aangewend, is dat echter niet waargenomen; daarbij is tot bijna 40 m3 drijfmest (plus water) per hectare aangewend bij verdunning van twee delen mest en één deel water.
Voor deze alternatieven werkt het ministerie nu aan de uitwerking van de regelgeving zodat deze kunnen worden toegepast in 2019. Ook werkt het ministerie op verzoek van de sector aan uitwerking van een alternatief voor bedrijven waar de melk- en kalfkoeien bovengemiddeld worden geweid. Dan mag in beperkte mate de sleepvoetbemester worden gebruikt zonder dat daarbij de drijfmest wordt verdund met water; dat betreft de zomerperiode. Want in het voorjaar dient met een emissiearm bemestingssysteem de drijfmest te worden uitgereden; dit kan ook met de sleepvoetbemester, maar dan dient de mest met voldoende water te worden verdund.
Schouten werd kritisch gevraagd of ze ermee bekend is dat alternatieve vormen van mestaanwending op sommige grondsoorten haaks staan op het beleid om het scheuren van grasland tegen te gaan?
De hierboven vermelde alternatieven zijn volgens Schouten juist ontwikkeld om het doorsnijden van de graszode op klei- en veengrond te voorkomen. Dit draagt bij aan het tegengaan van het scheuren van grasland op deze grondsoorten.
Schouten werd ook nog gevraagd waarom ze aankondigt dat als de controleerbaarheid van alternatieve systemen niet geborgd is het verbod toch van kracht wordt?
Schouten reageert als volgt: "Ik voer het ‘sleepvoetverbod’ in omdat de afspraken die daarover gemaakt zijn, moeten worden doorgevoerd om de doelstellingen van het PAS te realiseren. Indien op de alternatieven waarop borgingstechniek noodzakelijk is, deze techniek niet beschikbaar is in het bemestingsseizoen van 2019, dan zijn alleen de technieken toegestaan waarbij de mest in de grond wordt gebracht. In het kader van goede landbouwpraktijk is het zaak dat deze alternatieve systemen kunnen worden gebruikt zodat beschadiging van de graszode wordt voorkomen. Bij het bemestingssysteem dat de mest in kuiltjes in de grond brengt, lijkt de kans op beschadiging aan de graszode het kleinst."
Welke voordelen hebben deze nieuwe systemen voor bemesten van bedrijven die de koeien weiden?
Het gebruik van de alternatieve bemestingssystemen wordt niet echt anders. Het enige dat verandert is dat er bij gebruik van de sleepvoetbemester water aan de mest moet worden toegevoegd en dat daarbij een borging nodig is om bij controle te kunnen vaststellen of de voorgeschreven verdunning met water is toegepast. Dit verschilt niet wezenlijk voor de toepassing op bedrijven die wel en niet weiden. Voor het systeem van bovengemiddelde beweiding dient er bovengemiddeld geweid te worden om tot voldoende reductie van ammoniakemissie te komen. Schouten heeft onlangs een advies aan de CDM gevraagd en ontvangen over het minimale aantal weide-uren dat nodig is om de sleepvoetbemester met onverdunde mest bij bovengemiddelde beweiding te mogen gebruiken.
Een daarbij gestelde voorwaarde, in lijn met wat in de Overeenkomst generieke maatregelen staat, is dat de ammoniakemissie op bedrijfsniveau minstens gelijk moet zijn aan een bedrijfssituatie waar de melk- en kalfkoeien 720 uren weidegang per jaar hebben en alle drijfmest emissiearm wordt aangewend (dat is met een systeem waarbij de ammoniakemissie gelijk is aan die van een zodenbemester). Om de sleepvoetbemester toe te passen waarbij alle drijfmest onverdund wordt uitgereden, zijn er gemiddeld 4.200 weide-uren nodig om aan deze voorwaarde te voldoen. Dat wordt lager naarmate een groter aandeel met een emissiearm systeem wordt uitgereden: bij 60% emissiearm zijn 2450 weide-uren nodig.
Welke afwegingen liggen ten grondslag aan de beslissing een uitzondering te maken voor de sleepvoetbemester met sleepslangsysteem aangezien aan deze uitzondering ook nadelen kleven (zo is voor dit systeem veel extra water nodig en
zware machines die soms ook bij natte weersomstandigheden over het land moeten rijden)?
Schouten reageert als volgt: "Ik ben niet van plan in de regelgeving een uitzondering te maken voor de noodzakelijke borgingstechniek in het slangaanvoersysteem waarbij een sleepvoetbemester als bemestingselement wordt gebruikt. Elk systeem dat in combinatie met een dergelijk bemestingselement wordt gebruikt en water moet gebruiken voor verdunning zal bij controle door middel van borgingstechniek moeten kunnen aantonen dat op de juiste wijze de verdunning is toegepast. Het slangaanvoersysteem met sleepvoetbemester heeft ten opzichte van het systeem waarbij een tankwagen met daarachter een sleepvoetbemester of waarbij een zodenbemester wordt toegepast als voordeel dat er minder trekkracht nodig is."
Als laatste vraag werd gesteld: Klopt het dat aan alternatieven de eis gesteld wordt dat de drijfmest na toedienen niet meer zichtbaar mag zijn? Zo ja, wat is hiervan de onderbouwing?
Schouten reageert als volgt: "Nee, dat is niet juist. Bij op het oog controleerbare systemen moet de mest in sleufjes of kuiltjes van maximaal 5 cm breed liggen waarbij de mest niet over de rand komt. Bij systemen waarbij verdunning met water wordt toegepast, moet de mest in strookjes van maximaal 10 cm breed op de grond worden gelegd; in de rijen is er daarbij een minimale afstand van 15 cm (hart-op-hart)."