Het belang van kolfaandeel wordt door maistelers dikwijls onderschat. Door de onderlinge afstand tussen de planten beter af te stemmen, krijgt de kolf meer ruimte om zich goed te ontwikkelen. Met een hogere zetmeelopbrengst als resultaat. Loonbedrijf Gebr. Van Eijck uit Alphen laat met de Väderstad Tempo in het kader van het project ‘Grondig boeren met mais in Brabant’ zien dat de optimale zaaidichtheid tussen de 80.000 en 95.000 zaden per hectare ligt. “Variabel zaaien wordt straks de standaard bij maisteelt.”
Maisteelt staat in een verdomhoekje
‘Brabant wil af van de mais’. De kop in een krantenbericht van het Brabants Dagblad was in 2018 onheilspellend. De maisteelt vertegenwoordigt met een achtste een groot areaal in de provincie. Te groot, zo oordeelde de verantwoordelijk gedeputeerde ruim twee jaar geleden. Bodemverdichting, overbemesting, watervervuiling en uitputting van de grond werden daarbij als argumenten aangedragen. “Maisteelt staat in een verdomhoekje”, vat Mark de Beer van Groeikracht samen. Dat is een onafhankelijk adviesbureau voor een succesvolle ruwvoerteelt. Groeikracht is mede kartrekker van ‘Grondig boeren met mais in Brabant’. “Met dit project willen we de maisteelt weerbaarder en toekomstgerichter maken. Samen met satellietbedrijven, allemaal maistelers, leggen we oplossingsrichtingen in praktijkproeven neer. We meten de kwaliteit en opbrengst en kijken ook naar zaken als nutriëntuitspoeling en kosten.”
De oorsprong van ‘Grondig boeren met mais’ ligt in Drenthe. Ook daar is de kern de zoektocht naar een efficiëntere teelt van mais. Vanwege de discussies over maisteelt in Brabant heeft ook het praktijkbedrijf van PPO-WUR in Vredepeel de mogelijkheden verkend. Dit is samen met onder andere het waterschap Brabantse Delta en de provincie Brabant in 2018 in een opzet met satellietbedrijven gegoten. Een jaar later is er ook een project in Limburg opgezet. “De vijf Brabantse satellietbedrijven hebben ieder een eigen loonwerker. Daar ligt ook de kennis als het gaat om de mechanisatie en de teelt. Ze kennen de percelen en weten waar de verschillen in grondslag zitten. Naast het feit dat de loonwerker altijd de uitvoering doet, is die ook de belangrijkste adviseur van de teler. Je merkt over het algemeen dat mais in Brabant te dik wordt gezaaid. Daar is nog wel een slag te slaan.”
Taakkaarten in Trimble communiceren met de Väderstad-terminal zodat de Tempo de secties variabel afsluit.
Precieze afleg en hoge rijsnelheid
Loonbedrijf Gebr. Van Eijck is de loonwerker van melkveehouder Patrick Hoefmans uit Alphen. Hij is één van de satellietbedrijven binnen het project. Van Eijck heeft een aantal jaren geleden geïnvesteerd in twee tienrijige Väderstad Tempo-zaaiers. “We zaaien hiermee bonen, maar ook mais op een rijafstand van 75 centimeter”, verklaart Simon van Eijck, “We zijn zeer gecharmeerd van het afdraaigemak van de Väderstad Tempo. De investering hebben we een paar jaar geleden uiteindelijk gedaan met het oog op de precieze afleg van het zaad en de hoge rijsnelheid. Waar andere zaaimachines op een maximale snelheid van 7 tot 7,5 kilometer per uur zit, halen wij een werksnelheid van 10 tot 12 kilometer per uur, met een gps-gestuurde trekker, mits het land netjes vlak klaar ligt.”
De beschikbaarheid van de Väderstad Tempo bij Van Eijck maakt het mogelijk om de voordelen van variabel zaaien in maisteelt te tonen. Dit gebeurt op basis van taakkaarten. “In de praktijk zien we vaak dat men voor maisteelt dan afhaakt”, legt De Beer uit, “Mais is toch een laagsaldo gewas. Toch denken we de voordelen dusdanig groot zijn, dat de moeite wel loont. Als je ziet dat er op sommige percelen wel met vijftienduizend zaden per hectare minder gezaaid kan worden, dan heb je meteen al een flinke besparing te pakken. Wij willen in de praktijk laten zien welke winst te verwachten valt ten opzichte van de extra investering.”
Proeven met gescheurd grasland
Voor Patrick Hoefmans zijn er proeven gedaan op twee percelen met gescheurd grasland. In totaal gaat het alleen al bij de veehouder uit Alphen om circa zes hectare. Er is gekozen voor een ‘ABAB’ strokenproef, met een plantafstand van 13,7 centimeter. “De herhaling hebben we ingepast om echt de verschillen te laten en niet perceelseffect te meten. Het gaat om vier stroken vaste zaai met een dichtheid van 90.000 zaden per hectare en variabele zaaidichtheid tussen 80.000 en 95.000 zaden per hectare. Daar laten we de zaaimachine ook iets lager dippen.”
Juiste communicatie
“Wat wij in de praktijk wel merken dat is dat het uitgangspunt cruciaal is. De taakkaarten moeten kloppen en de machine moet juist zijn ingesteld. We hebben een 200 pk Fendt trekker met een Trimble-gps systeem, dat goed communiceert met de Väderstad als het gaat om het variabel afsluiten van secties. Al iets niet netjes is afgesteld, op basis van het maiszaad met verschil in korrelgrootte, dan krijg je missers en dubbele afleg. Wij zijn tevreden over de Väderstad, maar uiteindelijk maakt de beste afstelling het verschil”, vertelt Simon van Eijck, “De taakkaarten zijn in Duitsland gemaakt op basis van historische data, biomassa, hoogtekaarten en grondslag. Daarop wordt bepaald om de dichtheid omhoog of omlaag bij te stellen. Op een droge kop bijvoorbeeld, dan ga je niet veel planten omdat je dan extra verdamping krijgt. In principe kunnen we dergelijke taakkaarten ook zelf maken, maar dat hangt ook af van het gewas. Hoe duurder het gewas, hoe belangrijker de details uit de taakkaarten moeten zijn. Als de verschillen groot zijn, dan sluit ik niet uit dat we op de langere termijn ook voor mais zelf de kaarten gaan maken.”
Tekst: Martin de Vries
Foto’s: Groeikracht