Groenbemesters hebben een belangrijke plaats in het teeltplan van landbouwers. Ze zijn als het ware het begin en het sluitstuk van een goede teelt. Het is dan wel belangrijk om goed na te denken op welke manier ze in de gegeven omstandigheden het best ingewerkt worden. Heel wat aangedreven en niet-aangedreven machines werden gedemonstreerd tijdens het groenbemestersevent dat doorging in het Vlaamse Kruisem.
Wat doen groenbemesters?
Groenbedekkers of groenbemesters hebben als eerste doel het beperken van nitraatuitspoeling in het najaar. Ze nemen daarbij stikstof op en die kan via het mineralisatieproces weer beschikbaar worden gesteld voor de volgteelt. Er is dus een effect op die volgteelt en door het maken van de juiste keuzes kan een landbouwer dit proces deels beïnvloeden.
Naast de keuze van het soort groenbemester is ook het tijdstip van onderwerken belangrijk. Vroeg onderwerken resulteert in een hogere stikstofafgifte bij het zaaien of planten van de volgende teelt. Later onderwerken kan dan weer meer organische stof opleveren voor de bodem. Ook hoe er wordt ondergewerkt, is een belangrijke factor. Het gaat dan om het soort machine maar ook de afstelling van de machine, rijsnelheid en rijrichting spelen een belangrijke rol.
Tweejarig demonstratieproject groenbemesters
In het demonstratieproject ‘Groene bodemkracht’, dat steun krijgt van het departement Landbouw en Visserij en het Europese landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, brengen Inagro, het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen (PCG) en het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) de beschikbare kennis samen.
In het najaar van 2021 ging er een eerste deel van het groenbemestersevent door. Toen werden heel wat mengsels uitgezaaid en de aanwezige zaadbedrijven gaven uitleg over het doel ervan. Einde maart 2022 werd dan getoond met welke machines de groenbemesters vernietigd en/of ondergewerkt kunnen worden en wat het resultaat ervan is.
Grote diversiteit in machines
In de voormiddag werden de niet-aangedreven machines gedemonstreerd in een bladrijk mengsel dat bestond uit bladrammenas en gele mosterd en daarnaast in een grasrijke groenbemester. In de namiddag was het dan de beurt aan de aangedreven machines.
Bij sommige machines was er reeds een voorbewerking gebeurd om een betere werking te krijgen. Constructeurs, importeurs, dealers of gebruikers gaven telkens een korte toelichting bij de machine. Het doel was om de grote diversiteit in machines te tonen en de voor- en nadelen van de verschillende methodes in beeld te brengen.
Niet-aangedreven machines
Bij de gedemonstreerde niet-aangedreven machines zagen we vooral cultivators en schijveneggen aan het werk. Stijn Vercauteren van de firma Lemken mocht de spits afbijten met de Karat 9/300 cultivator en hij stelde dat landbouwers voor heel wat uitdagingen staan.
“Bemestingsnormen, klimaat of Green Deal hebben een impact. Het perceel ligt daar en de landbouwer stelt zich de vraag wat de toestand ervan is, waar hij naartoe wil en welke grondbewerking hij daarvoor wil doen. En het is de grond die dat bepaalt. We moeten terug naar de essentie: kijk naar de grond en bewerk zo diep als nodig maar zo minimaal mogelijk.”
Steunwielen en nalooprol om werkdiepte te bepalen
Voor het bepalen van de werkdiepte voorzien de meeste fabrikanten steunwielen en een nalooprol. De nalooprol zorgt er tevens voor dat de grond terug wordt aangedrukt waardoor uitdroging voorkomen wordt. De watervoorraad in de bodem moet zoveel mogelijk behouden worden en de voedingsstoffen zoveel mogelijk bovenin gehouden.
Wat ook terugkomt bij de meeste machines? De mogelijkheid om tanden of messen te verwisselen in functie van de omstandigheden. Dit maakt een machine ook polyvalenter. Bij het werken met een cultivator werd er meestal als voorbewerking geklepeld.
Schijveneggen en groenbemesters
Bij de demonstraties van de schijveneggen werd er vaak aangegeven dat de machine door het maken van de juiste combinaties meerdere bewerkingen in één werkgang kan realiseren. Michiel Kisteman van Kverneland ziet in hun combinatie van DTX woeler en schijveneg een totaaloplossing om sporen los te werken, verdichtingen op te heffen, bodem te beluchten en gewasresten af te snijden: “Er kan ook nog een opbouwzaaimachine voorzien worden en dan kan er bijvoorbeeld na de oogst ook groenbemester ingezaaid worden. Vaak is er dan wel een dappere trekker nodig.”
Een nadeel van de demonstratie was dat de deelnemers enkel de kans kregen om hun machine af te stellen in het grasrijke mengsel. De resultaten in het bladrijke mengsel waren dus niet altijd even goed. Daarnaast werd er ook benadrukt dat het beter is om niet in de zaairichting te werken maar eerder dwars of onder een hoek ten opzichte van de zaailijn. Een andere factor is de rijsnelheid: er is voldoende snelheid nodig voor het beste resultaat.
Ook de fronthef benutten
Bij enkele demonstraties werd er ook een machine in de fronthef gedragen. Zo combineerde Treffler hun TGA Cultivator met een TSW snijwals omdat zo’n snijwals ideaal is om heel ondiep te werken. de messen moeten wel voldoende in de grond kunnen gaan, waardoor het belangrijk is dat er voldoende gewicht op de machine drukt.
Bij de firma Evers legden ze uit dat de snijrol bewust een afzonderlijk werktuig is, omdat dit dan ook afzonderlijk gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld in het voorjaar. Bij de aangedreven machines zagen we klepelmaaiers en frezen aan het werk, al dan niet gecombineerd. Daarnaast werden ook een ecoploeg, spitmachine en grondschaaf aan het werk gezet.
“Als je gelijkmatig kan gaan aandrukken, bekom je een vlakker resultaat.”
Ook bij de aangedreven machines was de boodschap om zo ondiep mogelijk te werken. Gert Van den Eynde van de firma Maschio Gaspardo Benelux maakte duidelijk dat een nauwkeurige afstelling niet alleen zorgt voor de juiste werkdiepte, maar ook brandstofbesparing oplevert. “Als je gelijkmatig kan gaan aandrukken, bekom je een vlakker resultaat. Dit zal zijn invloed hebben op alle nabewerkingen waardoor je daar telkens brandstof gaat besparen.”
Organisatie van het groenbemestersevent
Sander Fleerakkers van PSKW is één van de drijvende krachten achter de organisatie van deze demonstratiedag. Hij kijkt tevreden terug. “Eén van de grote pluspunten van ons event was, denk ik, de diversiteit aan machines en werkwijzen die we hebben kunnen tonen. Er hebben heel wat firma’s gereageerd met verschillende types van machines, en daar zijn we ook erg blij om. Ook van hun kant kregen we de feedback dat de diversiteit een pluspunt was.”
“Een andere sterkte is dat er goed vergeleken kon worden. Door ze allemaal naast elkaar te tonen konden we dit zeker goed demonstreren. Ook de machines in twee mengsels zien was wel een pluspunt. Het gras was in het voorjaar nog goed gegroeid. Waardoor het niet bij iedereen even makkelijk was om te vernietigen en er soms meerdere passage noodzakelijk waren.”
Meer mensen bereiken
De totale opkomst voldeed grotendeels aan de verwachtingen van de organisatie. “Toch merken we dat de telers zelf eerder een kleinere groep uitmaken, terwijl dit – zeker voor de constructeurs – net de belangrijkste groep is voor wie we het doen. We vermoeden dat de telers een groot aanbod aan events krijgen en zelf in deze periode ook veel werk hebben, waardoor ze niet op alles aanwezig kunnen zijn. We hopen met ons filmpje dat we later gaan verspreiden nog meer mensen te bereiken.”
Onbeantwoorde vraag: hoe doet het gewas het achteraf?
Eén van de vragen die niet beantwoord werd, is hoe het gewas het achteraf doet. “We hebben verschillende wijzen gezien van inwerking, in twee soorten groenbemesters. Maar welke echt helemaal vernietigd zijn en welke mogelijk nog terug schieten de komende weken dat weten we niet en volgen we helaas ook niet meer op.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Seppe Deckx