De Nederlandse mestmarkt is op dit moment sterk aanbodgestuurd. Dit is vooral een gevolg van de huidige situatie met een mestoverschot. Het kost de veehouder veel geld om van het overschot af te komen en de akkerbouwers krijgen geld toe om de mest af te nemen.
Hierdoor komt de vraag welke mestkwaliteit de gebruiker wil op het tweede plan. Wat nu als de mestmarkt wel meer vraaggestuurd zou zijn? Welke eisen stelt een akkerbouwer dan aan mest en hoe kan je daar als veehouder op sturen? Deze vraag staat centraal in de Publiek Private Samenwerking (PPS) “Sturen op mestkwaliteit”. De eerste resultaten zijn bediscussieerd op 19 juni 2018 met melkveehouders, mestdistributeurs, akkerbouwers en adviseurs. De presentaties en discussiepunten heb ik in dit blogartikel samengevat, in samenwerking met Wim van Dijk.
Wat wil de afnemer van mest?
Een eenduidig antwoord is er niet. Voor de afnemers van mest hangt de gewenste kwaliteit af van het doel, namelijk wil je de plant of de bodem voeden? Gaat het om bemesting of om verbetering van bodemkwaliteit (bodemstructuur, vochthuishouding, bodemgezondheid) of koolstofvastlegging via aanvoer van organische stof? Verder wil de afnemer een voorspelbare kwaliteit die bij voorkeur voorafgaand aan het gebruik bekend is.
Welke mest wil de akkerbouwer met welk doel?
Over de bemestende waarde van mest (NPK = stikstof, fosfor en kalium) is al veel bekend en richtlijnen daarvoor zijn in de bemestingsadviezen opgenomen. Over de kwaliteit van de organische stof (OS) zijn er meer vragen. Het gaat hier om aspecten als afbreekbaarheid en waarde voor het bodemleven. Snel afbreekbare organische stof stimuleert het bodemleven en daarmee het beschikbaar komen van nutriënten uit de organische stof. De langzaam afbreekbare organische stof levert een bijdrage aan het behoud van het organische stofgehalte van de bodem. Deze is van belang voor een goede structuur en vochthuishouding van de bodem. Zowel de snel als langzaam afbreekbare organische stof zijn van belang voor de gewasproductie. Met het aandeel snel en langzaam afbreekbare organische stof kan een gebruiker sturen op nutriëntenlevering dan wel opbouw van organische stof in de bodem. Om de juiste verhouding te weten bij verschillende bedrijfssituaties is nog kennisontwikkeling nodig. Het ligt voor de hand om in situaties met een tekort aan OS, zoals bij intensieve bouwplannen met weinig graan, aan te vullen met vooral langzaam afbreekbare OS. Bij voldoende OS zal er vooral behoefte zijn aan snel afbreekbare OS.
Meten afbreekbaarheid organische stof
Het vaststellen van de afbreekbaarheid van de organische stof is daarbij nog wel een punt. In de huidige praktijk wordt meestal gewerkt met vuistgetallen voor de afbreekbaarheid per mestsoort via het kengetal van effectieve organische stof (EOS). Dit is de organische stof die een jaar na toediening nog aanwezig is in de bodem. Nauwkeuriger is het om de afbreekbaarheid per partij mest te kennen. Dat kan worden bepaald, maar daarvoor zijn lab proeven nodig waarin de koolstofafbraak wordt gevolgd. Dit is echter een bewerkelijke en daardoor dure methode. Daarom wordt komend jaar in de PPS Sturen op Mestkwaliteit onderzocht of er een snelle en goedkope methode mogelijk is om de afbreekbaarheid vast te stellen.
Hoe kun je sturen op mestkwaliteit?
In een vraaggestuurde mestmarkt zal de keuze van de mestsoort afhangen van de behoefte van de gebruiker. Concreter: van de nutriënten- en organische stofbehoefte van een bouwplan. Akkerbouwers hebben beide nodig, waarbij voldoende organische stof belangrijk is door de krappe aanvoer via gewasresten in veel intensieve bouwplannen. Hierbij is de verhouding tussen NPK en OS van belang. Met name een hoge verhouding OS / P is wenselijk omdat de P-bemestingsnorm meestal bepaalt hoeveel mest op een akkerbouwbedrijf aangewend kan worden. Bij een lage P kan dan veel OS aangewend worden. Om die reden is en wordt er in het onderzoek gekeken naar verwijdering van P uit de mest. Vooralsnog blijkt dat het bij zowel rundvee- als varkensmest niet eenvoudig is P uit mest te halen om de verhouding OS / P of N / P gunstig te beïnvloeden. Dat lijkt beter te lukken met aanzuren of sterk verdunnen met water maar dat is kostbaar.
Is aanpassing van de stal of mechanische scheiding aantrekkelijk?
Naast verwijderen van P kan ook via andere methoden van mestbewerking de mestkwaliteit worden verbeterd. Zo zijn onlangs in een studie de economische gevolgen van primaire scheiding in de stal, secondaire scheiding door mechanische scheiders en het maken van stromest uitgewerkt voor de melkveehouder en akkerbouwer.
Stromest is voor de akkerbouwers aantrekkelijk wegens een hoog K- en EOS-gehalte, maar is voor de melkveehouder duur wegens hoge strokosten. Afzet van de dikke fractie na mechanische scheiding kan aantrekkelijk zijn voor afzet naar de akkerbouwer, mits het scheidingsrendement niet te hoog is want dan is de OS / P verhouding het gunstigst. Echter als de discussie gaat over de dunne (urine) fractie als mogelijke vervanger van kunstmest dan is juist een hoog scheidingsrendement belangrijk. Want als er teveel OS in de dunne fractie terecht komt, is de werkingscoëfficiënt van N te laag om in aanmerking te komen als kunstmestvervanger. Dit onderwerp verdient meer aandacht, want momenteel is de wettelijke stikstofwerkingscoëfficiënt van dunne fracties hoger dan de langbouwkundige, wat tot gevolg heeft dat melkveehouders bij toepassing van de dunne fractie op het eigen bedrijf de beschikbaarheid van stikstof voor gewasgroei minder is dan bij gebruik van drijfmest. Het apart opslaan van de dunne fractie wordt dus eigenlijk afgestraft in plaats van beloond; zonde als je investeert in een emissiearme scheidingsvloer.
Uit de eerder genoemde studie blijkt dat onbewerkte rundvee mest een goed compromis is tussen de waarde als meststof en als bodemverbeteraar en dat mestbewerking voor zowel de melkveehouder als akkerbouwer vaak geen voordelen biedt.
Gevolgen wettelijke status dikke en dunne fractie
Als de dunne fractie wel ingezet zou mogen worden als kunstmestvervanger (bovenop de derogatie van 230/250 kg N per ha) zou de melkveehouder daarmee kunstmest kunnen besparen. En als van een mestproduct met veel OS boven de P norm aangewend mag worden om de aanvoer van OS te stimuleren zou afzet van dikke fracties naar akkerbouwers aantrekkelijker worden. In het 6e Nitraatactieprogramma wordt daarvoor enige ruimte geboden door beperkte verruiming van de fosfaatgebruiksnorm op gronden met een hoge fosfaattoestand wanneer organische stofrijke mestproducten worden gebruikt zoals compost maar mogelijk ook dikke fracties van rundermest. Of bewerken van mest zin heeft, hangt dus ook sterk af van de wettelijke status van de dunne en dikke fractie, eventueel verrijkt met ander organisch materiaal (stro of houtsnippers).
Centrale mestopslagen
De mestdistributeurs – leveranciers van nutriënten en OS zou echter een betere naam zijn – geven aan dat er ook behoefte is aan mixmest. Mengen van rundveemest met varkensmest is ook een manier om op mestkwaliteit te sturen, maar dan is er behoefte aan mestopslag? In akkerbouwgebieden, bijvoorbeeld op een industrieterrein. Centrale opslag geeft ook betere mogelijkheden voor mixen om zodoende een meer homogene samenstelling te kunnen leveren. Het blijkt echter steeds moeilijker te zijn om hiervoor een vergunning te krijgen.
Integrale afweging maken
De uitdaging voor de melkveehouder is om middels voeding, vloeraanpassingen of andere bewerkingen zoals mechanische scheiding en opwaarderen van de dikke en dunne fracties, de juiste mestkwaliteit te leveren. En daarbij ook nog rekening te houden met een stal die weinig ammoniak en broeikasgassen emitteert en ook het dierenwelzijn verbetert. Het leveren van een bepaalde mestkwaliteit moet daarom in het perspectief van een totaal duurzaam systeem voor zowel de melkveehouder als akkerbouwer bekeken worden. Daarvoor is de afgelopen ca. acht jaar onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van vrijloopstallen met organisch bodemmateriaal, met name houtsnippers die ‘gecomposteerd’ worden met mest. In het EU project Freewalk dat loopt t/m 2020 krijgt dit vervolg in acht landen. En er loopt onderzoek naar welzijn en milieu rond de vrijloopbodem bestaande uit een kunststofvloer die mest en urine scheidt. In het kader van PPS is voor 2019 een voorstel ingediend naar vloersystemen in ligboxstallen die de emissies van ammoniak en broeikasgassen verminderen door mestscheiding met behoud van dierenwelzijn en tevens gericht is op het opwaarderen van de dikke en dunne fractie. Het is nog afwachten of dit voorstel gehonoreerd wordt.