De bestrijding van phytophthora is de afgelopen jaren een steeds grotere uitdaging gebleken. Hoe komt dit? En hoe houden we het als sector wel beheersbaar? Dit werd besproken op de Themadag Aardappelen op 24 januari in Dronten. Deze middag werd georganiseerd door de Landbouwbeurs Noord en Centraal Nederland (LNCN).
“Afgelopen teeltseizoen was een écht phytophthora jaar”, vertelt Bert Evenhuis, fytopatholoog bij de Open Teelten locatie van Wageningen University & Research (WUR). Hier houdt hij zich bezig met onderzoek naar de beheersing van plantenziekten zoals phytophthora. “Dit had te maken met het weer, maar ook met verschillende phytophthora-stammen die rondgaan.”
Phytophthora infestans
Phytophthora trekt al jaren veel aandacht naar zich toe in de aardappelsector, omdat de kosten van beheersing snel op kunnen lopen. Het tast de knol, stengel en het blad aan en dit geeft kenmerkende donkere vlekken, met aan de onderkant van het blad de grijswitte sporen. Phytophthora infestans is een oömyceet. Dit is een organisme dat zich gedraagt als een schimmel, maar dit officieel niet is. De levenscyclus kan drie verschillende vormen hebben. Bij vegetatieve verspreiding worden sporen overgedragen via de lucht. Vervolgens infecteren deze sporen de bladeren van aardappelen op een perceel. Een andere mogelijkheid is seksuele voortplanting, waarbij twee paringstypes oösporen vormen.
Deze oösporen kunnen jarenlang overleven in de bodem. Ook kunnen knollen in het veld worden besmet, vaak zonder dat je het ziet. De zogenoemde latente besmetting. Wanneer deze latent besmette knollen in het voorjaar worden gepoot, introduceer je phytophthora op je perceel. Als je deze oömyceet niet voldoende bestrijdt, kan de ziektedruk oplopen tot vier biljoen sporen per hectare.
Meerdere stammen
Phytophthora kent meerdere stammen. De soort stam bevat informatie over resistentiegenen, fungicideresistentie en paringstypen in de seksuele cyclus. Onderzoekers gebruiken dit om een gepaste bestrijding van deze oömyceet te bepalen. Hiervoor wordt het dna onderzocht met markers. Dit zijn stukjes op het genetische uitgangsmateriaal, die een unieke streepjescode vormen waarmee stammen van elkaar worden onderscheiden. Daarnaast is er een relatie tussen de stam en bovengenoemde eigenschappen.
De populatie phytophthora-stammen verandert door de jaren heen. Bij de kopiëring van het dna treden namelijk af en toe fouten op, waardoor nieuwe eigenschappen worden verworven. Op deze manier worden nieuwe stammen resistent voor toegepaste bestrijdingsmiddelen. Dit heeft consequenties voor de bestrijding.
Vergelijking met Denemarken
Nederlandse phytophthora-stammen lijken de afgelopen jaren het Deense patroon te hebben gevolgd, ondanks dat daar andere bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. In 2021 dook de EU43 stam op in Nederland. Deze stam werd in twee procent van de populatie aangetoond, maar veroorzaakte in Denemarken al eerder veel meer besmettingen.
In 2022 was 43 procent van de Nederlandse populatie van het type EU43 en in 2023 was dit uitgegroeid tot een van de meest voorkomende stammen van het land. EU43 is (grotendeels) resistent tegen de zogenoemde CAA-groep in fungiciden. Dit bevat werkzame stoffen zoals dimethomorf, benthiavalicarb en mandipropamid.
Aangepast gebruiksadvies
Deze resistentie zorgde het afgelopen teeltseizoen ervoor dat telers in het voorjaar een aangepast gebruiksadvies voor Revus kregen. Het middel mocht maximaal twee keer achter elkaar gebruikt worden en moet gemengd worden met een fungicide met een andere werkzame stof.
“In juni 2023 bleek dat een groot deel van de populatie resistentie tegen de CAA-groep bij zich droeg. Middelen die in 2021 goed werkten, deden in 2023 bijna niks meer. Daarnaast heeft een deel van de EU43-stam vorig jaar een nieuwe resistentie verworven tegen oxathiapiprolin (OXTP)”, meldt Evenhuis. “Dit middel is effectief tegen oömyceten. We weten nog niet hoe groot het deel is dat deze resistentie heeft, maar we verwachten dat dit best hoog kan zijn.”
Hoge infectiedruk in 2023
In 2023 was de infectiedruk van phytophthora hoog. Daarnaast hebben ook de resistentiegenen een deuk opgelopen. “In juni verliepen de dagen overdag droog en ’s nachts koud, waardoor dauw ontstond. Ook gebruikten sommige telers toch nog Revus solo, maar reageerde EU43 hier niet op. Zo kon EU43 zich al vroeg in het seizoen vestigen op de percelen. De vele neerslag in juli en augustus zorgde later in het groeiseizoen voor een échte explosie van phytophthora.”
Wat te doen tegen EU43?
Onze collega’s in Denemarken hebben EU43 onder de controle gekregen met een andere spuitstrategie. Vroeg in het seizoen werd fluazinam regelmatig ingezet in combinatie met andere middelen. Dit leek de infectiedruk in Denemarken voldoende te verlagen. Nederland heeft andere toegestane middelen en mag fluazinam niet zo vroeg in het seizoen inzetten, dus zal op andere vlakken moeten inspelen op de hoge EU43-infectiedruk. De strategie zal bestaan uit het mengen van middelen met verschillende werkingsmechanismen en tijdens het seizoen wisselen tussen middelen. Evenhuis ziet voor de verdere toekomst een oplossing in robuuste en resistente rassen. “Deze rassen zullen in de toekomst een integraal onderdeel uitmaken van het bouwplan. Daarbij is het nodig om bij een hoge infectiedruk een bespuiting met een fungicide uit te voeren om doorbraak van resistentiegenen te voorkomen.”
EU46 sluimert ook
En dan sluimert er nog de EU46 onder de oppervlakte. “Er is nog heel weinig bekend over deze stam, dus hier zullen we meer onderzoek naar gaan doen. Wel verwachten we dat de kans op besmettingen toe zal gaan nemen in combinatie met een krimpend middelenpakket”, aldus Evenhuis.
Tekst en beeld: Kim Sjoers