Jannes Maes is al jaren actief bij Groene Kring. Vanuit Groene Kring vertegenwoordigde hij de Vlaamse jonge boeren op Europees niveau bij CEJA (Conseil Européen des Jeunes Agriculteurs), en binnen die werking groeide hij door tot voorzitter. Daarnaast werkt Jannes mee op het familiebedrijf met melkvee en werkt hij ook voor VPOV (Vlaamse Producenten Organisatie Varkenshouders).
De Loonwerker schoof op het familiebedrijf in Aalter aan tafel bij Jannes voor een gesprek over jonge boeren, lokale problemen en Europese oplossingen.
De Loonwerker: Jannes, Groene Kring en CEJA, lokaal en Europees, schets eens kort hoe die twee zich verhouden?
Jannes Maes: “Beide zijn het organisaties gericht op jonge land- en tuinbouwers. Groene Kring, waar ik al jaren lid van ben, stoelt op drie pijlers, belangenverdediging, vorming en beweging. CEJA is een paraplu-organisatie (of overkoepelende organisatie nvdr.) die zich op twee pijlers richt, belangenverdediging op Europees niveau en netwerken. CEJA groepeert verenigingen voor jonge landbouwers uit 24 landen, 23 lidstaten van de Europese Unie en Servië. Van CEJA ben ik sinds juli 2017 voorzitter, een mandaat van twee jaar. Daarvoor was ik internationaal vertegenwoordiger van Groene Kring.”
De Loonwerker: Wanneer je de Europese jonge boeren bekijkt, zijn er dingen die je opvallen?
Jannes Maes: “Twee zaken eigenlijk. Iets heel concreet, en ik heb het voorrecht gehad om de laatste tijd over heel Europa met jonge boeren te spreken en het ook ter plekke vast te stellen, jonge boeren zijn heel innovatief. Niet alleen op gebied van technologie, maar ook op gebied van vermarkting en bij het uitbouwen van de sociale capaciteit van hun bedrijf. Een tweede zaak is de diversiteit. Toen ik jong was, was landbouw voor mij koeien en varkens, groenten, fruit en akkerbouw. Maar de Europese landbouw is zoveel meer. Honing, olijven, wol, om maar enkele dingen te noemen. Het Europese motto, “in verscheidenheid verenigd”, zie je dus terugkomen in CEJA. We verenigen jonge Europese boeren, van kleine bijenhouder tot melkveehouder met honderden dieren, van Spaanse olijfolieboer tot Belgische of Nederlandse akkerbouwer.”
De Loonwerker: Botsen de jonge boeren tegen dezelfde uitdagingen aan in de verschillende regio’s?
Jannes Maes: “De diversiteit tussen de bedrijven is groot, maar de uitdagingen zijn veelal dezelfde. Toegang tot grond, kapitaal en kennis zijn de drie grote uitdagingen waar jonge landbouwers tegenaan botsen. Dat is hier niet anders dan in andere regio’s in Europa, en zelfs wereldwijd. We zitten een drietal keer per jaar samen met vertegenwoordigers uit alle werelddelen, en stellen dan vast dat elke jonge landbouwer minstens tegen één van die drie uitdagingen botst, los van bedrijfsgrootte of landbouwtak.”
“Jonge boeren zijn heel innovatief”
De Loonwerker: Je hebt dikwijls contact met jonge landbouwers, is er iets op persoonlijk vlak dat je opvalt?
Jannes Maes: “Alle jonge land- en tuinbouwers die ik tegen komen hebben één ding gemeen. Het engagement dat ze aangaan. Als ik kijk wie er in onze organisatie zit, mensen actief in de landbouw met een leeftijd tussen 16 en 35 jaar, en wie er actief is in de structuren, dan zijn het jongeren die al aan het boeren zijn, die bepaalde uitdagingen al overwonnen hebben. Maar de thema’s die aangesneden worden zijn meestal gerelateerd aan het starten in de landbouw. De jongeren zijn zo gedreven in hun engagement dat ze vechten voor iets waar zij zelf geen vruchten van gaan plukken, ze vechten voor de jongeren die na hun komen.”
Lees het hele artikel over vele anderen? Sluit een proef-abonnement af!