Topartikelen over aardappelen
Aardappelen
Als we het puur hebben over areaal, dan zijn aardappelen na mais en gras het belangrijkste gewas dat in Nederland is geteeld. Het areaal ligt volgens Agrimatie op ongeveer 163.000 hectare (2022). Hiervan is bijna 80.000 hectare consumptieaardappelen. Een kleine 45.000 hectare zetmeelaardappelen en bijna 44.000 hectare pootgoed.
Plantgroei en teelt
Aardappelen ontwikkelen een draderig wortelstelsel. Doorgaans worden deze wortels niet langer dan zestig centimeter. In vergelijking tot graangewassen, waarvan de wortels een lengte van zeker honderdtwintig centimeter kunnen bereiken, is de aardappel dus relatief vlakwortelend. Daardoor kunnen aardappelen vaak niet profiteren van vocht en voedingselementen op grotere diepte in de bodem. Om de wortelgroei te bevorderen is het gewas in ruggen geteeld, ook met het oog op een goede verwatering en vanwege het vereenvoudigen van de oogst. De aardappel gedijt het best op bodems met een pH-waarde tussen 5,5 en 7,0 met een laag zoutgehalte.
Meer nieuws over aardappelen
Toon meerAardappelteelt in Nederland
Nederland is één van de zes landen die de aardappelsector in Europa domineert. We kennen in de aardappelteelt drie afzetmarkten: pootaardappelen, consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen. De meeste telers hebben een afzetcontract waarbij vaste afspraken bestaan over klasse, maat en leveringsmoment. Daarvoor krijgen telers een stabiele marktprijs. Daarnaast kunnen telers ook voor vrije handel kiezen.
Het poten van aardappelen
Het poten van aardappelen is de eerste stap in de teeltcyclus. Dit gebeurt in het voorjaar, zodra de grond bewerkbaar is. De aardappelen die de grond ingaan hebben idealiter kleine ‘ogen’ of kiemen.
- Voorbereiding van de bodem: Zorg voor een goed doorlatende, lichtzure tot neutrale bodem (pH 5,5 tot 6,5). Bewerk de grond tot een diepte van ongeveer 25 cm om de drainage te verbeteren en onkruid te verwijderen.
- Selectie van knollen: Kies het ras en de maat die bij het teeltdoel passen. Laat de knollen voor het poten voorkiemen in een lichte en koele ruimte om zo een ideale start te creëren.
- Poten: Voor het beste resultaat is het belangrijk om de juiste pootafstand en pootdiepte te hanteren. Dit verschilt per ras en de uitgeplante maat. De diepte van het poten hangt af van de grondsoort, maar ligt meestal tussen de 5 en 10 cm.
Teeltvoorschift aardappelmoeheid
Om aardappelmoeheid op een perceel te voorkomen heeft de NVWA teeltvoorschrift aardappelmoeheid opgesteld. Over het algemeen geldt dat er slechts één keer in de drie jaar op hetzelfde perceel aardappelen geteeld mogen worden. Er bestaan een aantal uitzonderingen. Zo zijn er een aantal gebieden waar vaker aardappelen geteeld mogen zijn, of juist helemaal geen aardappelteelt is toegestaan.
Het rooien van aardappelen
Aardappelen worden geoogst met een aardappelrooimachine. Aardappelrooiers zijn er in allerlei vormen en maten. Zo zijn er bijvoorbeeld zelfrijdende en getrokken aardappelrooiers, met of zonder bunker. Deze kunnen twee- of vier rijen aardappelen tegelijk rooien. Bekende aanbieders van aardappelrooimachines zijn bijvoorbeeld Grimme, DeWulf en AVR.
De meeste vroege en middelvroege aardappelen kunnen in juli/augustus geoogst worden. Halflate of late rassen oogst je vervolgens in september of oktober. Dit is per ras verschillend.
Welke aardappelrooiers zijn er?
De meeste rooiers pakken voor de machine het product, zoals aardappelen en wortelen, met grond en al op. De grond is er op de rest van de machine uitgezeefd.
Een rooier is al dan niet uitgerust met een voorraadbunker. Bij bunkerrooiers wordt de bunker tijdens het rooien gevuld en pas als deze vol is gelost. Bij rooiers zonder bunker rijdt er een trekker met kipper naast. De opkomst van de zelfrijdende rooiers is het gevolg van schaalvergroting en automatisering in de landbouw. Door de trekker in de rooier te integreren is het mogelijk de capaciteit uit te breiden. Vaak kan een rooimachine met enkele aanpassingen voor verschillende gewassen geschikt gemaakt worden. Bekende aanbieders van rooimachines zijn Grimme, Ropa, Agrifac, AVF, Dewulf, Amac, Franquet en Ploeger.
Ziektes en plagen in aardappelen
Aardappelziekten en -plagen kunnen de opbrengst aanzienlijk verminderen. Dit zijn de meest voorkomende:
- Phytophthora (aardappelziekte): Dit is een schimmelziekte die zowel het loof als de knollen aantast. Preventie is mogelijk door resistente rassen te planten en door het gebruik van fungiciden. Phytophthora is herkenbaar aan de bruine plekken op blad en stengel.
- Aardappelcysteaaltjes: Deze bodemplagen beschadigen de wortels, wat leidt tot verminderde groei. Teeltrotatie is een effectieve strategie om deze aaltjes onder controle te houden.
- Coloradokever: Deze plaag vreet aan de bladeren van de aardappelplant. Handmatig verwijderen en het gebruik van insecticiden kunnen helpen bij het beheersen van deze kever.
Andere schimmels en ziekten, die in aardappelen voorkomen zijn bijvoorbeeld bladrolvirus, phoma, lakschurft, sclerotiënrot, bruinrot, schurft en alternaria. Als we het over plaaginsecten hebben in aardappelen gaat het vaak om aardappelmoeheid (door het cystenaaltje), coloradokever, ritnaalden, wortellesieaaltje, distructoraaltje, maiswortelknobbelaaltje (chitwoodi), groene perzikluis, groene appelwants en kaswittevlieg.
Sorteren en bewaring
Als de aardappelen geoogst zijn komen ze met een temperatuur van ongeveer 15 graden de bewaring in. De eerste periode vind er wondheling aan het product plaats. Daarna drogen de aardappelen op. De aardappelen worden vervolgens langzaam teruggekoeld naar de ideale bewaartemperatuur. Poot- en tafelaardappelen worden op vier graden bewaard en fritesaardappelen op zes graden. Bij fritesaardappelen kunnen er bakproblemen ontstaan als ze kouder bewaard worden.