“Nederland is te klein om alle dierlijke mest die hier geproduceerd wordt op een milieuverantwoorde en legale wijze te verwerken”. Zo begon de officier van justitie vrijdag 5 april haar requisitoir tegen een boer die bemiddelde bij mesthandel en 2 andere boerenbedrijven: “Dit dossier laat een tipje van de grote frauderende mestbult zien die we in Nederland hebben. Uit onderzoek blijkt dat naar schatting tussen de 25 tot 40% van de mest illegaal wordt verhandeld of gedumpt."
Fraude komt zo veel voordat deze wellicht als normaal wordt gezien, maar het is niet normaal. Het gaat om ondermijnende criminaliteit.” De boeren die op zitting stonden hoorden tot 12 maanden gevangenisstraf – waarvan vier maanden voorwaardelijk– tegen zich eisen. Daarnaast eist het OM ontnemingen van meer dan een ton.
Het OM vindt fraude met mest ernstig. In mest zit onder andere stikstof en fosfaat. Het gebruik van te veel mest op land is schadelijk voor het milieu omdat de niet opgenomen mest in de bodem en in het (grond)water terecht komt. Om de belasting voor het milieu zo veel mogelijk te beperken is er een mestbeleid, waarin gebruiksnormen zijn vastgesteld. Hierbij zijn maximale hoeveelheden bepaald voor stikstof, fosfaat en dierlijke mest.
Indien meer mest op een bedrijf is dan verwerkt kan worden, moet het afgevoerd worden en dat is kostbare aangelegenheid. Dat maakt de verleiding om te frauderen groot, met alle gevolgen van dien. “Er staat voor zowel de boer, de sector als de Nederlandse samenleving heel veel op het spel als de boeren door blijven gaan met het op deze manier structureel frauderen met mest,” zei de officier van justitie op zitting: “De bodem, ons grondwater en de lucht raakt door de overbemesting vervuild. Dit leidt tot een afname van de soortenrijkdom in de natuur en vergaande gezondheidsgevolgen voor mens en dier.” Daarnaast kan de verlenging van de derogatie op het spel komen te staan.
Strafbare feiten
Dit onderzoek met de naam ‘Eider’ richtte zich op twee boerenbedrijven en een bemiddelende boer. Ze maakten vermoedelijk gebruik van twee fraudepatronen. De eerste is dat de verdachten deden of er mest werd overgebracht naar de mesthandelaar. Het vermoeden is dat dit in werkelijkheid niet gebeurde. Daarnaast deden de boerenbedrijven op papier lijken of ze over meer percelen konden beschikken, dan dat ze in werkelijkheid konden. Hoe meer grond, hoe meer mest je mag uitrijden. De verdachte bemiddelende boer ging op zoek naar graspercelen die nog niet waren opgegeven in het systeem. De percelen waren van argeloze burgers. Ze werden geregistreerd als land om mest over uit te rijden. Uit onderzoek blijkt dat dit gebeurde om de mestadministratie sluitend te krijgen. De mest zou nooit zijn uitgereden over die extra percelen. In plaats daarvan reden de verdachte boeren vermoedelijk veel te veel mest uit over hun eigen land. Met alle gevolgen van dien.
Grootschalige fraude
De verdachte bemiddelende boer heeft bij de NVWA uitvoerig verklaard over de grootschaligheid van de fraude. Hij zou tientallen boeren in Friesland hebben gefaciliteerd om te frauderen: “Hij verklaarde hoe kinderlijk eenvoudig het voor intermediairs is om met apparatuur te rommelen. Als op papier het allemaal maar klopt is het voor de NVWA praktisch onmogelijk om er achter te komen wat er nu met de mest gebeurd is” zei de officier op zitting. Uit dit onderzoek zijn nog zeker twee strafrechtelijke en meerdere bestuursrechtelijke onderzoeken voortgekomen.
Ernstige feiten
“Mestfraude is in Nederland een groot maatschappelijk probleem. Boeren lijken op grote schaal te frauderen met de mest. Het lijkt in deze branche normaal te zijn geworden. Het is een georganiseerde vorm van fraude die heel bewust over een ruime periode het wettelijk systeem ondermijnd” zei de officier van justitie op zitting: “Het is ondermijnend gedrag, het zijn misdrijven die naar de mening van het Openbaar Ministerie gesanctioneerd moeten worden met onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Dit omdat deze vorm van fraude grote risico’s voor mens en milieu met zich mee brengt. Water en grond kunnen verontreinigd raken. Dan heb ik het nog niet over de economische gevolgen voor de boeren als Nederland de derogatie verliest.”
En dat niet alleen, zei de officier van justitie: “Daar komt ook nog eens bij dat het opsporen van deze mestfraude niet eenvoudig is. Handhaving is een groot probleem. Dit omdat het een gesloten systeem is waarbij mensen hun mond houden. We zijn afhankelijk van toevalstreffers en mensen die openheid geven. Dit weegt mee in mijn strafmaat.”
Strafeisen
Toch eiste de officier tegen de bemiddelende boer geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf: “Hij is de spil in het web geweest, maar het initiatief lag deels bij de boeren. Zwaar in het voordeel van verdachte weegt dat hij op het moment dat de NVWA een onderzoek instelde, hij openheid van zaken heeft gegeven. Daarmee heeft hij in ernstige mate zichzelf belast. Dit is hem in zijn woonomgeving niet in dank afgenomen.” De officier eiste tegen de bemiddelende boer een werkstraf van 240 uur. Daarnaast eiste de officier een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Daarnaast vordert de officier van justitie ruim een ton ontneming voor de gelden die hij heeft ontvangen voor de fictieve mest en het opstellen van valse documenten. Naast het strafrechtelijk onderzoek wordt deze verdachte in het bestuursrecht geconfronteerd met naheffingen.
De boerenbedrijven die op zitting stonden en de natuurlijke personen hebben volgens het OM juist geen verantwoordelijkheid genomen: “Ze verschuilen zich achter anderen.” Eén boerenbedrijf heeft een bestuurlijke naheffing opgelegd gekregen -met boete component- van 174.316,- euro. Het OM eiste tegen beide natuurlijke personen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Voor de firma eiste de officier een geldboete van 50.000,- euro – waarvan €25.000,- voorwaardelijk- met een proeftijd van 3 jaar.
Het andere boerenbedrijf moet een bestuurlijke naheffing betalen van bijna 150.000 euro. Het Om eiste daarnaast een geldboete van 50.000 euro, waarvan 25.000 euro voorwaardelijk voor de firma. Tegen de natuurlijke persoon eiste het OM een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden – waarvan vier maanden voorwaardelijk met en proeftijd van 3 jaar.
De rechtbank doet over twee weken uitspraak.
Bron: Openbaar Ministerie