Bij Krone heb je als loonwerker en grote veehouderij ruime keuze als het gaat om triplemaaiers. Van 7,5 tot ruim 10 m breed, met en zonder kneuzer en met en zonder afvoerbanden. We zoomen in op de populaire EasyCut B 870 CV. Loonwerkers en (grote) veehouders die maaien met een maaicombinatie en een sprong willen maken qua capaciteit, komen dan eerst haast vanzelf bij een triple- of ook wel vlindermaaier uit.
Is een kneuzer niet gewenst, dan is er bij Krone keuze uit de B 750, B 890 en B 970 waarbij het getal voor de maximale werkbreedte in cm staat. Omdat de meeste triplemaaiers voor productiegras worden ingezet, worden er echter relatief weinig zonder kneuzer verkocht. Vanwege diezelfde reden is de CV-uitvoering met stalen klepels het populairst. Voor bladrijke gewassen zoals klaver en luzerne adviseert Krone de CR-rollenkneuzer. Het aantal gebruikers dat kiest voor een Collect-uitvoering met dwarsafvoerbanden, is beperkt. Qua werkbreedtes is er dan keuze uit 8,70 en 10,0 m.
Volgens Marc Berghuis van Krone is de EasyCut B 870 CV goed voor zo’n 75% van de verkopen en de bredere B 1000 CV voor de overige 25% van de verkopen van de CV-uitvoeringen. De B 870 CV vraagt minimaal 150 pk, maar wil je echt capaciteit draaien, dan is 200 pk geen overbodige luxe. De triplemaaier bestaat in dit geval uit een F 320 CV-frontmaaier en twee R 320 CV-achtermaaiers met elk 3,2 m werkbreedte en dus links en rechts 45 cm overlap. De B 1000 CV is zo’n 700 kg zwaarder en dit betekent dat juist het gewicht van de trekker bepalender wordt voor de capaciteit.
Gelaste maaibalken
Sinds 2014 zijn de B 870 CV en aanverwanten opvolgers van de 9140 CV en aanverwanten. Wijzigingen en doorontwikkelingen betreffen onder meer de vorm van de klepels (zie verderop), de draagarmen van de maaiers en de ophanging vanuit het zwaartepunt van de maaiers met bijbehorende stuurstangen. Krone last elke EasyCut-maaibalk ongeacht de werkbreedte rondom af met lasrobots. Volgens de fabrikant is een rondom gelaste maaibalk beter bestand tegen torsiekrachten dan een geboute maaibalk en daardoor ook beter tegen eventuele olielekkage bestand.
De ophanging van de achtermaaiers bestaat uit een schommelstuk met veerontlasting die moet zorgen voor een gelijke bodemdruk van beide maaiers. Qua idee vergelijkbaar met een spuitboom
De eerste maaischijf wordt rechtstreeks aangedreven via een tandwielkast en een relatief groot tandwiel achter de maaischijf dat zo’n 800 tpm maakt. De maaischijven zelf, met kleinere tandwielen, draaien zo’n 3.200 à 3.300 tpm. Deze constructie moet verstoppingen rond de eerste maaischijf voorkomen en de duurzaamheid van de aandrijving en de maaibalk ten goede komen.
De eerste maaischijf is niet rechtstreeks via een tussenas of tandwielkast aangedreven, maar indirect via een relatief groot tandwiel achter de maaischijf dat zo'n 800 tpm maakt
Bijzonder is de manier waarop een verschil in overlap tussen naastliggende maaischijven is gecreëerd. Hiertoe zitten de maaischijftandwielen excentrisch in de maaibalk geschroefd en komt de overlap tussen naar voren draaiende mesjes overeen met drie vingers en naar achteren draaiende
mesjes met twee vingers. Berghuis geeft aan dat dit bedoeld is om te compenseren voor de windvorming van de draaiende maaischijven die het gras naar voren blaast. Dit is een gezamenlijk patent van Krone en Kuhn en de grotere overlap moet streeploos maaien bevorderen. Deze montage maakt overigens ook het omstellen van breedwerpig maaien (met paarsgewijze draairichting) naar zwadafleg (draairichting naar binnen) mogelijk.
Liftende maaier en maaischijf
De obstakelbeveiliging van de achtermaaiers wordt gevormd door een onder een hoek gemonteerde (forse) bout. De hoek zorgt ervoor dat de maaier bij het raken van een steen of ander relatief laag obstakel niet alleen naar achteren, maar tegelijkertijd ook omhoog uitwijkt. De uitbreekkracht is instelbaar met een spiraalveer.