Onze landbouw zit onmiskenbaar in een transitie. Akkerbouwers, machinefabrikanten maar ook producenten van gewasbeschermingsmiddelen voelen de druk van alle kanten toenemen. Green deal, publieke opinie, klimaatveranderingen, bodemkwaliteit, resistentie,… Al deze dingen vragen om meer aandacht voor biologische gewasbescherming, precisielandbouw en partnerships binnen de keten. Akkerbouwkrant bezocht de Interra Farm in het Waalse Ittre. Dit is een demoboerderij waar Syngenta, samen met de teler, nieuwe technieken uitprobeert. “Alles kadert in het Future Farming project waarbij Syngenta streeft naar zero impact op het milieu”
Het doel van Syngenta, producent van gewasbeschermingsmiddelen, is om samen met landbouwers Ferdinand en Christophe Jolly stappen vooruit zetten. “We willen meedenken richting 2030 en verder”, aldus Edward Vander Linden van Syngenta. “En kijken zowel naar landbouwers als naar klimaat, omgeving en milieu. We willen er mee voor zorgen dat we in onze streken nog voedsel zullen kunnen produceren na 2030.”
Streven naar zero impact
Vander Linden is verantwoordelijk voor duurzaamheid binnen Syngenta. Zijn antwoord op de vraag waarom er nu zoveel aandacht is voor biologische gewasbescherming, heeft vele aspecten. “Er zijn de Green Deal en de publieke opinie maar er ontstaan ook nieuwe ziektes, gewassen worden resistenter en er zijn restricties opgelegd wat betreft producten die gebruikt mogen zijn. We zien klimaatveranderingen, we zijn meer bezig met bodemkwaliteit, niet in het minst door het toegenomen bewustzijn bij landbouwers.”
Syngenta investeert veel in R&D en heeft een duidelijke ambitie. “We streven naar zero impact. Daarbij willen we er bijvoorbeeld nog beter voor zorgen dat de gebruikte producten terecht komen waar ze terecht moeten komen en niet in water of op andere teelten. We testen daarom nieuwe technieken op onze Interra Farm. Denk aan driftreductie via eigen doppen, afstemmen van onze verpakkingen op gebruik van een Closed Transfer Systeem of biologische oplossingen waaronder bio stimulanten (Vixeran is een stikstoffixeerder en Quantis is een droogte- en hittestress regulator, red.).” Ook bloemen- en bufferstroken zijn belangrijk, net als erosiedrempels. “Bij erosie is je grond weg maar ook je gewasbescherming door de afspoeling.”
Future farming project
Maar daarnaast loopt er ook een specifiek project, het Future farming project. Dit is de opvolger van het vroegere twintig ton project van Syngenta. “Dat project was teveel op opbrengst gericht. Met het nieuwe project zullen we vijf jaar op hetzelfde perceel drie teeltsystemen naast elkaar toepassen. In het eerste systeem wordt er gestreefd naar een maximale opbrengst. Een ander systeem kijkt niet naar de opbrengst maar is eerder organisch georiënteerd. Wij kijken echter het meeste uit naar het teeltsysteem dat er wat tussenin zit. We maken daarbij gebruik van waarnemingen, ondersteunende systemen zoals een bodemscan of de meting van insecten en precisielandbouw.
We willen leren of we best ploegen of net niet, hoe we de bodemgezondheid, biodiversiteit en watertoegankelijkheid zo optimaal mogelijk krijgen en we willen leren hoe we onze producten hierop kunnen aanpassen. De toekomst is immers niet gewasbescherming/chemie, is niet biologie, maar alles zal samen moeten gebeuren met precisielandbouw. Uiteraard doen we dit niet alleen, er zal nood zijn aan partnerships in de keten. Zo hebben wij een samenwerking met ICL, een Israëlische producent van kunstmeststoffen.”
Closed Transfer Systeem
Vooraleer een landbouwer een perceel kan gaan behandelen met een gewasbeschermingsproduct, moet het spuittoestel gevuld worden. Het is volgens Vander Linden op dit punt dat er nog regelmatig iets misloopt. “Vullen is een menselijke handeling en als er iets misloopt is het risico op milieuvervuiling groot. Maar dat niet alleen, ook de landbouwer zelf is zich meer en meer bewust van de risico’s als het product op zijn kleren of handen terecht komt. Het is ten slotte de meest geconcentreerde vorm van het product. Daarom heeft de industrie zich gezet achter de ontwikkeling van een gesloten vulsysteem, ook wel closed transfer system (CTS) genoemd.
In Nederland is dit vanaf 2024 verplicht, voor België is er nog geen datum vastgelegd. Eén van de systemen is Easyconnect waarbij je de verpakkingen met de producten op een koppelsysteem plaatst dankzij een speciale dop. Syngenta brengt als eerste drie producten met zo’n dop op de markt (Modus, Revus en Axial, red.) Het gaat om een verzegelde verpakking en de dop blijft dicht. Je zet die op het systeem en vergrendelt dit. Een deel van de dop wordt dan in de verpakking geduwd, het product is aangezogen en loopt naar de spuittank. Alles is gespoeld, ook de onderkant van de dop. En zelfs als je niet de volledige verpakking gebruikt, kan je ze veilig wegzetten want de dop is terug afgesloten.
Meerdere firma’s werken met hetzelfde systeem en op termijn zal de hele sector hiermee gaan werken. Vanaf het najaar zal het systeem vermoedelijk commercieel beschikbaar zijn. Voor ons is het de gelegenheid om nieuwe verpakkingen op de markt te brengen: die zullen vanaf nu altijd met easy connect werken. De verpakkingen moeten doorschijnend zijn en ook een omgekeerde maatlijn hebben.”
Driftreducerende spuitdoppen
Tot vorig jaar was er in Vlaanderen een driftreductie van 50 procent verplicht, dit jaar werd dit 75 procent en vanaf 2026 zal dit 90 procent bedragen. Het idee is dat driftreducerende doppen dikkere druppels gaan produceren waardoor de wind er minder invloed op kan hebben. De standaard spleetdop van vroeger mag vandaag niet meer gebruikt worden op zichzelf, wel in combinatie met driftreducerende technieken. Hetzelfde geldt ondertussen voor de driftreducerende spleetdop, die een reductie van vijftig procent kan behalen. Tegenwoordig gebruikt men vooral luchtmengdoppen met lage en hoge druk. De spuitvloeistof wordt gemengd met lucht, de druppels spatten open bij contact en genereren zo een fijne laag.
Afhankelijk van het type dop ga je wel moeten werken met een hogere druk. Het aantal erkende doppen in de hogere driftreducatieklasses is nog niet zo groot. Daarom loont het ook voor een bedrijf als Syngenta om zelf doppen op de markt te brengen.
Grovere druppel
“Als je een hogere driftreductie wil, ga je een grovere druppel hebben. De uitdaging is om daarmee alle onkruid aan te kunnen pakken. Daarom werken wij aan een nieuwe dop, de 3D90. Die ga je om en om voor- en achterwaarts op de spuit plaatsen voor een diepere penetratie. Hij is in de Benelux nog niet geregistreerd voor de markt. Er gebeuren wel proeven mee in het veld. We zien vooral erg goede resultaten in de aardappelen. Wellicht komt er dit jaar nog een aangepaste lijst vanwege de FOD met daarop de erkende doppen en hopelijk is deze er dan wel bij. In de UK gebruikt men hem al. Het is belangrijk te weten dat in Vlaanderen 75 procent driftreductie de norm is maar dat sommige producten specifiek vragen om 90 procent. Daarom dus deze 3D90.”
Interra Scan
Tijdens het bezoek aan de demoboerderij is er ook stilgestaan bij de Interra Scan. Die richt zich op bodemgezondheid en -kennis. “Dat ging de laatste jaren wat verloren in de aanpak in de landbouw. Het ging over de gewassen die erop stonden. Maar je moet je grond kennen om hem te kunnen verbeteren.” Het idee komt overgewaaid vanuit de VS en Syngenta wil ermee aan de slag in Europa. Een sensor die bijvoorbeeld op een terreinwagen gemonteerd is, meet een viertal isotopen die uit de grond uitgestraald worden. Die geven een beeld van de variabiliteit van de grond. Daarnaast neemt men dan ook bodemstalen in het perceel om op die manier een datalaag te krijgen. Fosfaat, kalium, magnesium, textuur, organische stof, waterbeschikbaarheid, hoogtekaart, koolstof, micronutriënten,… zijn daarbij bepaald. De resultaten van de monsters en data worden via een platform gekoppeld en van daaruit kan dan bijvoorbeeld een taakkaart opgesteld worden.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Seppe Deckx