De ambitie die de regeringscoalitie heeft uitgesproken met betrekking tot de aanpak van dossier Landbouw, natuur en stikstof is duidelijk. De noodzaak wordt breed gedragen en er is de intentie om dit integraal samen met de provincies en de boeren te gaan uitwerken.
“In Nederland leven we in een van de meest vruchtbare, maar ook dichtbevolkte delta’s ter wereld met een landbouwsector van wereldfaam. We willen onze unieke natuur beschermen, het verlies van biodiversiteit herstellen en perspectief bieden aan de agrarische sector. We investeren de komende jaren fors in een duurzame landbouw en in een robuust natuurareaal, om weer tot een balans te komen. Om de natuur in Nederland in goede staat te brengen kiezen we voor een brede aanpak die zich richt op de verscheidenheid aan gebieden. Die aanpak richt zich niet alleen op stikstof, maar ook op de (Europese) normen en opgaven van de waterkwaliteit, bodem, klimaat en biodiversiteit. Een gedifferentieerde aanpak zal leiden tot grote aanpassingen in het landelijk gebied.”
Als je al wat langer mee loopt, zoals Bert van den Kerkhof, hoofd bureau vaktechniek bij ABAB Accountants en Adviseurs, ken je de geschiedenis van dossiers. De ambitie van nu, komt overeen met het Landschapsmanifest uit 2005. Dat werd destijds opgesteld en ondertekend door tal van maatschappelijke organisaties met de bedoeling om de grote veranderingen die komen zouden aan te grijpen om een kwaliteitsverbetering van het landschap te realiseren.
Ruim vijftien jaar zijn verstreken waarin de overheid op dit dossier te weinig stappen voorwaarts heeft gezet. De problemen zijn sindsdien alleen maar toegenomen en de agrarische sector, onze voedselproducent en beheerder van ons cultuurlandschap, is steeds verder onder druk komen staan. Daarom hopen we dat de aanpak nu een andere wordt. Niet met beleidsmakers en projectorganisaties die praten over de ondernemers. Om veranderingen te realiseren is beweging van onderop nodig. Inventariseer wat er nodig is en los knelpunten op, dan komt er beweging.
Wetgeving aanpassen
Om tot een gewenste inrichting van het landschap te komen zullen agrarische bedrijven in de overgangsgebieden moeten omschakelen of verplaatsen, daar zal de Omgevingswet kaders voor moeten scheppen. Bij een dergelijk transformatieproces moet fiscale wet- en regelgeving zo min mogelijk belemmeren. Hiervoor is een gedeelde ambitie van de ministeries van LNV en Financiën noodzakelijk. De knelpunten zijn bekend en kunnen beginnen met het creëren van de juiste randvoorwaarden.
Overheidsingrijpen
Bij een dergelijk transformatieproces is het van belang dat agrarische ondernemers een keuze wordt geboden en het middel van onteigening niet als stok achter de deur de boventoon voert. Het gegeven dat de transformatie in beginsel op basis van vrijwilligheid moet plaatsvinden is een aanvaardbaar uitgangspunt.
Echter de fiscale angel zit hem deels in deze vrijwilligheid. De zogenoemde vrijwilligheid staat enigszins haaks op de uitleg van het begrip overheidsingrijpen zoals dit is gedefinieerd onder de voorwaarden die gelden bij de toepassing van de herinvesteringsreserve. Een ruime uitleg van het begrip overheidsingrijpen zou in dat opzicht al een belangrijke stap voorwaarts kunnen betekenen. Als iedere bedrijfsverplaatsing uit een aangewezen c.q. toekomstig aan te wijzen overgangsgebied als overheidsingrijpen zou worden aangemerkt dan zou dit de verplaatsing van veehouderijbedrijven ten goede kunnen komen. Ook bij een gedeeltelijke omschakeling van veehouderijbedrijven zou er meer ruimte moeten komen om gebruik te maken van de doorschuifregeling in de zin van de wet.
Grondgebondenheid stimuleren
Om er verder voor te zorgen dat de veehouderijbedrijven meer grondgebonden worden zouden regels rondom het gezamenlijk gebruik van gronden door grondeigenaren en veehouders soepeler moeten worden ingericht, waarbij het uit gebruik gegeven gronden tegen een winstafhankelijk vergoeding gemeen goed zou kunnen worden. In dergelijke gevallen zouden alleen de werkelijke rendementen op de uit gebruik gegeven gronden in de heffing moeten worden betrokken en niet de fictieve rendementen uit box 3. De waardeveranderingen van de gronden zouden hierbij onder voorwaarden onder de landbouwvrijstelling kunnen worden gerangschikt, mits deze gronden bijvoorbeeld minimaal vijftien jaar een bijdrage aan het in standhouden van het cultuurlandschap zouden leveren.
Natuurlijk is een ruimere toepassing c.q. aanpassing van de fiscale regelingen niet de alles omvattende oplossing voor de uitdaging waarvoor het ministerie gesteld staat, maar het leidt wel tot een stap in de goede richting.
Bron: ABAB